ERK-niveau: vanaf A1.
Activiteit: spreekvaardigheid.
Aantal spelers: min. 2.
Pas volgde ik een workshop op het gebied van spreekvaardigheid. Daar kwamen mooie tips aan bod, die helpen kinderen aan het woord te krijgen. Een voorbeeld is ‘Le morpion’: boter, kaas en eieren, maar dan anders! Het is zo aangepast, dat leerlingen eerst moeten spreken voordat ze een kruisje of een rondje mogen zetten. Het werkblad kun je gratis downloaden.
Dit gastblog is geschreven door Merel Hollander, docent Frans op de Daltonschool Rijnsweerd Utrecht. Merel is samen met Sandra en Olga tevens coördinator van Platform Vroeg Frans, de netwerkorganisatie voor docenten Frans in het primair onderwijs.
Dit ga je leren:
- Woordenschat (en het goed uitspreken en herkennen van deze woorden):
- namen van dieren (le chat/de kat, le cochon/het varken, la vache/de koe).
- namen van de kleuren (rouge/rood, bleu/blauw, jaune/geel).
- Grammatica:
- je voudrais (ik zou willen).
- je voudrais une croix/ un rond sur … (ik zou een kruisje/rondje willen op…).
- constructie zelfstandig naamwoord met bijvoeglijk naamwoord erachter, zoals: le chat rouge (de rode kat), le cochon bleu (het blauwe varken) etc.
Benodigdheden:
- Bij twee spelers: een pen en een werkblad (zie hieronder bij voorbereiding).
- Bij twee teams: een bord waarop je de tabel kunt tekenen.
- Afbeeldingen van de woorden die je wilt behandelen (in dit voorbeeld: dierennamen en kleuren).
Voorbereiding:
A. Print werkblad ‘Le morpion’: Boter kaas en eieren of teken de afbeelding op het bord.
B. Verdeel de groep in tweetallen en deel werkbladen uit, of zet de tabel op het bord en verdeel de groep in twee teams.
C. Voor je met dit spel begint, herhaal je met de kinderen de gebruikte woordenschat:
- De namen van de dieren en kleuren die je gaat gebruiken (zie bij ‘Dit ga je leren’).
- De constructie: je voudrais (ik zou graag willen) en je voudrais une croix/un rond sur (ik zou graag een kruisje/een rondje willen op….).
- Eventueel: Leer de kinderen ook de woordenschat die hoort bij het spelen van een spelletje in het Frans, bijvoorbeeld:
- C’est parti! Daar gaan we!
- À qui le tour? Wie is aan de beurt?
- Une équipe. Een team.
- L’équipe ‘croix’: Team kruisje.
- L’équipe ‘rond’: Team rondje.
- C’est à moi /C’est à nous : Het is mijn/onze beurt.
- C’est à toi / C’est à vous: Het is jouw/jullie beurt.
- J’ai perdu: Ik heb verloren.
- J’ai gagné. Ik heb gewonnen.
Zo gaat het spel met twee spelers:
- Geef elk duo een werkblad.
- De eerste speler (croix/kruisje) zegt: Je voudrais une croix sur (Ik wil een kruisje op…).
- De tweede speler vult het kruisje in op het vakje dat correspondeert met het dier en de kleur die gevraagd wordt.
- Vervolgens mag de tweede speler: Je voudrais un rond sur (Ik wil een rondje op…).
- Daarna mag de eerste speler weer, et ainsi de suite… (en zo verder).
- Wanneer een speler drie op een rij heeft (horizontaal, verticaal of diagonaal), heeft deze gewonnen en roept: J’ai gagné! (Ik heb gewonnen!).
- Bij gelijkspel zeg je: Égalité.
- Zorg ervoor dat bij het tweede spelletje de andere speler mag beginnen (want de eerste speler heeft altijd wat voordeel).
Zo gaat het spel met twee teams:
- Wijs iemand aan die bij het bord gaat staan en de kruisjes/rondjes in de juiste vakjes kan zetten. (Deze leerling oefent luistervaardigheid).
- Maak une équipe ‘croix’ (Team ‘Kruisje’) en une équipe ‘rond’ (Team ‘Rondje’).
- Klaar om te beginnen? C’est parti!
- De eerste speler van l’équipe croix zegt: Je voudrais une croix sur (Ik wil een kruisje op…).
- De leerling bij het bord vult het kruisje in op het vakje dat correspondeert met het dier en de kleur die gevraagd wordt.
- Vervolgens is de eerste speler van l’équipe rond aan de beurt: Je voudrais un rond sur (Ik wil een rondje op…).
- De leerling bij het bord vult een rondje in op het vakje dat correspondeert met het dier en de kleur die gevraagd wordt.
- Daarna is de tweede speler van l’équipe croix aan de beurt, et ainsi de suite… (en zo verder).
- Hoe kun je winnen met ‘morpion’? Wanneer een team drie op een rij heeft (horizontaal, verticaal of diagonaal), heeft dit team gewonnen en roept: Nous avons gagné! (Wij hebben gewonnen!).
- Bij gelijkspel zeg je: Égalité.
- Zorg ervoor, dat bij het tweede spelletje het andere team mag beginnen (want het beginnende team heeft altijd wat voordeel).
Tips!
Tip 1: Maak ‘spiekbriefjes’ op het bord of in het lokaal, zodat de kinderen deze kunnen gebruiken tijdens het spel. Op deze manier maak je de drempel laag om een woord te gebruiken en help je hen spreekdurf ontwikkelen.
Tip 2: Je kunt de kleuren vervangen door andere bijvoeglijk naamwoorden. Hoe vreemder de combinatie, hoe grappiger! Let er wel op dat je bijvoeglijk naamwoorden kiest, die passen bij het niveau.
Tip 3: Wil je oefenen met meervoud en getallen? Zet dan bijvoorbeeld twee katten in een vakje en oefen vooraf de meervoudvormen: Je voudrais une croix sur les deux chats rouges.
Tip 4: Geef complimenten en moedig aan: Bravo! Excellent! Très bien! Parfait! Bien joué!