In Leerhulp Jezelf voorstellen (1) heb je het werkwoord ‘être’ (= zijn) en het werkwoord ‘avoir’ (hebben) kunnen leren – inclusief voorbeeldzinnen – in de tegenwoordige tijd.
Op deze pagina vind je meer rijtjes met vervoegingen van het werkwoord ‘Être’ (zijn). Bekijk de rijtjes en beluister de audio-bestanden. Doe je mee?
Passé Composé
(voltooid tegenwoordige tijd = vtt)
Ik ben geweest = J’ai été
Jij bent geweest = Tu as été
Hij/zij/men is geweest = Il/Elle/On a été
Wij zijn geweest = Nous avons été
Jullie zijn/u bent geweest = Vous avez été
Zij zijn geweest = Ils / Elles ont été
Imparfait
(onvoltooid verleden tijd = ovt)
Ik was = J’étais
Jij was = Tu étais
Hij/zij/men was = Il/elle/on était
Wij waren = Nous étions
Jullie waren / u was = Vous étiez
Zij waren = Ils/Elles étaient
Futur proche
(de nabije toekomende tijd)
Ik zal zijn = Je vais être
Jij zult zijn = Tu vas être
Hij/zij/men zal zijn = Il/Elle/On va être
Wij zullen zijn = Nous allons être
Jullie zullen /u zult zijn = Vous allez être
Zij zullen zijn = Ils / Elles vont être
Futur simple
(de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd = ottt)
Ik zal zijn = Je serai
Jij zult zijn = Tu seras
Hij/zij/men zal zijn = Il/Elle/On sera
Wij zullen zijn = Nous serons
Jullie zullen /u zult zijn = Vous serez
Zij zullen zijn = Ils / Elles seront
TIP: Kijk ook eens bij het overzicht werkwoord Avoir met leertips en oefeningen!